Werkgelegenheid creëren
Kwalitatieve doelstellingen
De Belgische voedingsindustrie draagt bij tot de Europese doelstelling inzake de tewerkstellingsgraad van de bevolking tussen 20 en 64 jaar. Ze levert ook een bijdrage aan de strijd tegen werkloosheid in risicogroepen door een groot aantal kortgeschoolde werknemers aan het werk te zetten.
De voedingsindustrie vindt echter niet altijd de profielen waarnaar ze op zoek is en wenst dan ook oplossingen te vinden voor het tekort aan bepaalde categorieën medewerkers.
Ambities van de sector
Behoud van het aantal werknemers op het huidige niveau dankzij de groei via export en de versterking van de concurrentie.
Bijdrage en plan van aanpak van FEVIA
- Het imago van de sector als werkgever verbeteren via Food@work.
- Ervoor zorgen dat de VDAB, Forem en Actiris rekening houden met de behoeften van de sector.
- De banden met het onderwijs versterken
Door:
- Ten minste 6 keer per jaar positieve informatie aan het brede publiek te verstrekken
- Te werken aan een positieve partnerschap met de vakbonden
- De prijzen Ecotrophelia, Trophées Wallonie en Trofees Vlaanderen met scholen en universiteiten te organiseren
- Door duaal leren in de voedingsbedrijven te promoten
Bijdrage aan de « Sustainable Development Goals »
Indicatoren
Evolutie van de werkgelegenheid
De totale werkgelegenheid in de voedingsindustrie is, voor een industriële sector, opmerkelijk stabiel. Sinds 2005 fluctueert deze rond de 89.000 werknemers. Deze stabiliteit verklaart de toename van het aandeel van de voedingsindustrie in de werkgelegenheid van de totale verwerkende nijverheid. Dit aandeel bedraagt momenteel 19,1%, wat van de voedingsindustrie de grootste industriële werkgever van het land maakt. Van alle Belgische werknemers in de industrie werkte in 2016 1 op 5 in de voedingsindustrie.
Verhouding mannen-vrouwen volgens statuut werknemer
Jaar 2015 | Arbeiders | Bedienden | Totaal |
---|---|---|---|
Mannen | 75% | 46% | 65% |
Vrouwen | 25% | 54% | 35% |
Bron: Rijksdienst voor Sociale Zekerheid
De verdeling tussen mannen en vrouwen in de voedingssector is onevenwichtig. Wat de bedienden betreft, zijn de vrouwen oververtegenwoordigd zonder dat men evenwel kan bepalen of dit voor alle niveaus – managementniveau – in de sector geldt. Bij de arbeiders maken de mannen overduidelijk de meerderheid uit. De situatie evolueert lichtjes met de tijd: het aandeel van mannen stijgt lichtjes, zowel voor arbeiders als voor bedienden.
Verdeling arbeiders/bedienden
Jaar 2015 | Bedienden | Arbeiders |
---|---|---|
Voedingsindustrie | 33,8% | 66,2% |
Verwerkende industrie | 38,3% | 61,7% |
Bron: Rijksdienst voor Sociale Zekerheid
De voedingsindustrie telt proportioneel meer arbeiders dan de rest van de verwerkende nijverheid. Deze situatie blijft stabiel in de tijd.
Opleidingsniveau
Leeftijdsstructuur
Uitzendkrachten
De voedingsindustrie doet beroep op een groot aantal uitzendkrachten/ seizoenwerknemers, om het hoofd te bieden aan pieken in de productie. Per 100 werknemers in de voedingsindustrie zijn er 8.7 uitzendkrachten (bron: CRB). In 2005 bedroeg dat cijfer 5.7. Het aantal uitzendkrachten is in de afgelopen 3 jaar stabiel gebleven, of zelfs licht gedaald.
Andere diversiteitsindicatoren
Naast de gegevens inzake geslacht, leeftijd en opleidingsniveau is er geen info beschikbaar om na te gaan of de tewerkstelling in de voedingsindustrie een weergave vormt van de diversiteit van de Belgische bevolking (herkomst, andersvalide personen, enzovoort).
Gebrek aan competenties
De voedingssector is, op basis van een schatting, jaarlijks op zoek zijn naar een 8.000-tal werknemers. De knelpuntberoepen zijn ofwel beroepen die dezelfde zijn voor alle andere industriële sectoren – elektromecaniciens, onderhouds- en logistiek personeel, heftruckchauffeurs, enzovoort – of beroepen die specifiek zijn voor de voedingssector, zoals productieoperatoren, koeltechnici, slagers, enzovoort.